Hoe Focus en Overtuiging de Route Bepalen

“De route die we nemen na herkenning, wordt niet bepaald door de vergelijking zelf, maar door de bril waardoor we kijken op het moment dat we geraakt worden.”

Vergelijken is een fundamenteel kenmerk van menselijke waarneming. We doen het automatisch en continu, vaak zonder het te beseffen. Het is de manier waarop we betekenis geven aan onszelf, de ander en onze plek in de wereld (Festinger, 1954). In het kader van projectieve empathie kan vergelijken leiden tot diepgaande verbinding, of tot schrijnende vervreemding. Wat maakt het verschil?

In dit vervolg op de analyse van de verkeerde route van projectieve empathie, richten we ons op de interne filters die bepalend zijn voor de afslag die we nemen op het moment van emotionele geraaktheid. We verkennen hoe focus, overtuiging en de manier waarop we geraakt worden, samen de doorslag geven: bewegen we richting herkenning, of richting defensie?

Vergelijken is neutraal – de uitkomst niet

Vergelijken is op zichzelf neutraal. De mens is geëvolueerd als een sociaal dier, en onze capaciteit tot vergelijken is essentieel voor het ontwikkelen van empathie, moraliteit, samenwerking en zelfbegrip (Gilbert, 2000). Maar zodra er een affectief geladen moment ontstaat – we worden geraakt, gespiegeld, uitgedaagd of gekwetst – dan komt het systeem in beweging. Op dat moment activeren zich psychische filters die de richting van het vervolg bepalen.

We onderscheiden drie kernfilters:

  1. Focus – Waar ligt de aandacht?
    Gaat deze naar gelijkenis (verbinding) of naar verschil (onderscheid, hiërarchie)?
  2. Overtuiging – Wat is de onderliggende bril?
    Wordt er uitgegaan van fundamentele wederzijdse waarde (“ik ben oké, jij bent oké” – Berne, 1964) of van gevaar (“ik ben beter/slechter, jij bent niet te vertrouwen”)?
  3. Emotioneel geraakt worden – Hoe wordt de spiegelervaring verwerkt?
    Wordt geraakt zijn gevolgd door nieuwsgierigheid en ontvankelijkheid, of door defensiviteit en wantrouwen?

Deze drie elementen vormen samen een psychodynamisch kruispunt. Afhankelijk van hun configuratie wordt de route naar verbinding of vervreemding geactiveerd.


Twee routes na geraaktheid

Route naar VerbindingRoute naar Vervreemding
Focus op gelijkenis, gedeeld mens-zijnFocus op verschil, hiërarchie, onveiligheid
Overtuiging: Ik mag er zijn, de ander ookOvertuiging: Ik moet mezelf beschermen / de ander bedoelt het slecht
Geraaktheid leidt tot openheid en empathieGeraaktheid leidt tot wantrouwen, competitie of boosheid
Projectie wordt herkend en teruggenomenProjectie wordt afgeschoven en verhardt tot projectieve identificatie
Bewegelijkheid: leren, aanpassen, verantwoordelijkheid nemenStarheid: bevestiging van het eigen gelijk, bevestiging van negatieve overtuigingen
➡️ Resultaat: Verbondenheid➡️ Resultaat: Vervreemding

Deze tabel maakt zichtbaar dat de vergelijking zelf geen probleem is. De doorslag wordt gegeven op het moment waarop een gevoelige snaar geraakt wordt. Op dat moment worden zelf- en wereldbeelden geactiveerd, inclusief oude patronen van hechting, schaamte en bescherming (Wallin, 2007; Siegel, 2010).

De kwetsbare kanteling: geraaktheid als keerpunt

Het moment waarop iemand emotioneel geraakt wordt is het kantelpunt. Hier kan de route nog veranderen. Dit is ook het moment waarop defensieve patronen – zoals projectieve identificatie – zich kunnen aankondigen, óf juist worden opgevangen met compassie en zelfreflectie.

In deze zin is geraaktheid niet het probleem – het is de ongebruikte kans tot contact. Maar wanneer die kans gepaard gaat met pijnlijke overtuigingen (“ik ben minderwaardig”, “de ander gaat mij verwerpen”), dan is de neiging tot afweer begrijpelijk én klinisch significant (Kohut, 1971; Allen et al., 2008).

De mate waarin iemand op dit moment toegang heeft tot zelfcompassie (Neff, 2003), of tot het vermogen om meerdere perspectieven tegelijk te verdragen (Bromberg, 1998), maakt een wereld van verschil.

Voorbeeld: De focus verschuift

Een man in therapie bekijkt de succesverhalen van vrienden op sociale media en merkt dat hij zich jaloers en somber voelt. Zijn automatische gedachte: “Zij hebben hun leven op orde, ik faal.”

Als de therapeut vraagt: “Kun je ook iets herkennen in hun pad?”, zegt hij eerst: “Nee, ze hebben het makkelijk gehad.” Maar later merkt hij op dat één vriend net als hij worstelde met faalangst — en toch durfde door te zetten.

Deze verschuiving in focus — van verschil naar gelijkenis — opent een nieuwe route: hij herkent zijn eigen potentieel, voelt zijn kwetsbaarheid, en wordt geraakt door hoop in plaats van afgunst. De oorspronkelijke vergelijking wordt zo een poort naar verbondenheid, ook met zichzelf.

Overstijgend inzicht

Wat dit model zichtbaar maakt, is dat het niet de vergelijking zelf is die tot vervreemding leidt, maar de manier waarop we ermee omgaan zodra we geraakt worden. De filters van focus en overtuiging kleuren de interpretatie. En het moment van geraaktheid is de sleutel tot bijsturing.

“Het verschil tussen jaloezie en inspiratie ligt niet in wat je ziet, maar in hoe je jezelf op dat moment ziet.”

Zelfreflectie en compassie functioneren als hefboom om de dynamiek te keren: van afweer naar bewustzijn, van projectie naar integratie, van vervreemding naar verbinding.


De Kern

Vergelijken is geen zwakte, geen fout, en zeker geen symptoom. Het is een psychologisch navigatie-instrument dat ons richting geeft in relaties. Maar de kracht ervan ligt in hoe we de output hanteren. Wanneer we onze aandacht, overtuigingen en reacties op geraaktheid leren onderzoeken, ontstaat de mogelijkheid om de vergelijking niet als vijand, maar als spiegel te gebruiken.

Daarin ligt de kern van projectieve empathie: niet alleen herkennen wat je in de ander ziet, maar ook leren verdragen dat het iets in jou raakt – en juist daar de weg naar contact vinden.


Geselecteerde literatuur

  • Allen, J. G., Fonagy, P., & Bateman, A. W. (2008). Mentalizing in Clinical Practice. Washington, DC: American Psychiatric Publishing.
  • Berne, E. (1964). Games People Play: The Basic Handbook of Transactional Analysis. New York: Grove Press.
  • Bromberg, P. M. (1998). Standing in the Spaces: Essays on Clinical Process, Trauma, and Dissociation. Hillsdale, NJ: Analytic Press.
  • Festinger, L. (1954). A Theory of Social Comparison Processes. Human Relations, 7(2), 117–140.
  • Gilbert, P. (2000). Social Mentalities: Internal ‘Social Attractors’ and their Role in Shame, Subordination and Compassion. In: The Psychology of Shame, ed. Gilbert.
  • Kohut, H. (1971). The Analysis of the Self. New York: International Universities Press.
  • Neff, K. D. (2003). Self-compassion: An alternative conceptualization of a healthy attitude toward oneself. Self and Identity, 2(2), 85–101.
  • Siegel, D. J. (2010). The Mindful Therapist: A Clinician’s Guide to Mindsight and Neural Integration. New York: W.W. Norton.
  • Wallin, D. J. (2007). Attachment in Psychotherapy. New York: Guilford Press.

Hi, I’m Nicole Geene

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *